De bedragen voor ondernemen in ontwikkelingslanden zijn bekend. Er komt 275 miljoen bij voor voedselveiligheid en watermanagement. Er is 55 miljoen extra voor het stimuleren van het MKB. Weg- en waterbouw gaat naar 180 miljoen.
“Een onmisbare partner in ontwikkelingssamenwerking”, zo prees Knapen het bedrijfsleven. En voor zo’n partner trek je graag de portemonnee. Negenhonderd miljoen euro stelt de staatsecretaris gedurende deze kabinetsperiode beschikbaar voor ontwikkeling van de private sector en het bedrijfsleven, een verhoging van het lopende budget met 50%. Dat gaat onder meer ten koste van onderwijs en gezondheidszorg in de armste landen, waaruit Nederland zich grotendeels terugtrekt.

Het geld gaat naar verschillende programma’s. Zo is 275 miljoen euro beschikbaar voor bedrijven die via een publiek-private samenwerking gaan werken aan voedselveiligheid of beter watermanagement in ontwikkelingslanden. Er komt ook een fonds van 55 miljoen om het MKB te stimuleren in ontwikkelingslanden te investeren. En het ORIO-programma, dat investeringen in infrastructuur als weg- en waterbouw stimuleert, wordt met 40 miljoen uitgebreid tot 180 miljoen. Bestaande programma’s als die van PUM en andere organisaties blijven gehandhaafd, ook goed voor enkele honderden miljoenen.

Een interessant experiment is het vouchersysteem dat MVO Nederland mag ontwikkelen. Het gaat om een kortingsbon voor Nederlandse MKB’ers, die een maatgericht advies aan een consultant willen vragen om maatschappelijk verantwoord ondernemen bij handelspartners in ontwikkelingslanden te realiseren. De voucher vergoeden de helft van de advieskosten van de MVO-consultant tot een maximum van 10.000 euro.

Twee organisaties krijgen alsnog subsidie. Zo krijgt Solidaridad de komende vier jaar bijna 30 miljoen euro om samen met bedrijven te werken aan duurzame productie- en handelsketens van soja, palmolie, suiker, katoen en (nieuw) rundvlees. De stichting Aqua for All kreeg een cheque  van 10 miljoen om bedrijven te koppelen aan water- en sanitatieprogramma’s voor de allerarmsten.

Het overheidsgeld is in veel gevallen bedoeld om private  investeringen te stimuleren, door een verdubbelingsregeling. Dat geldt voor het programma van Solidaridad en ook voor de twee publiek-private partnerprogramma’s. Die programma’s moeten bovendien worden uitgevoerd in de vijftien landen waarmee Nederland sinds de reorganisatie van het ontwikkelingsbeleid nog relaties onderhoudt. Voor het grootste deel zijn dat landen in Afrika waar de gemiddelde Nederlandse ondernemer zijn geld niet zo snel zal wegzetten, ook al verdubbelt de overheid zijn investering. Topambtenaar Kitty van der Heijden, die bij Buitenlandse zaken de thema’s water en milieu in beheert, zinspeelde tijdens de bijeenkomst al op een mogelijk gebrek aan goede projecten. “Mijn grootste angst bij het publiek-private programma is dat we het geld niet zullen kwijtraken.”
Bron: p-plus